SIRIS.nl

Aanscherping werkwijze waterschap bij afwijkende lozingen

Waterschap Aa en Maas heeft zijn werkwijze aangescherpt voor het omgaan met afwijkende lozingen op het rioolwatertransportstelsel.

Afwijkende lozingen zijn lozingen op de riolering die afwijken van het normale afvoerpatroon en afvalwatersamenstelling. Zij kunnen een bedreiging vormen voor de goede werking van rioolwaterzuiveringen. Voorbeelden zijn illegale lozingen, ongezuiverde lozingen van bedrijfsafvalwater of lozingen van verontreinigd bluswater bij brand. Met deze aanscherpingen beschermt het waterschap tijdens en na calamiteiten de werking van zijn rioolwaterzuiveringsinstallaties. En daarmee het achterliggende oppervlaktewater.

Peter van Dijk, bestuurder: “Op onze rioolwaterzuiveringsinstallaties (rwzi) zuiveren we het afvalwater van ruim 740.000 inwoners en vele duizenden bedrijven. De aanvoer van afval- en regenwater gaat 24 uur per dag door, ook bij calamiteiten. Het komt dan voor dat we vervuild water ontvangen dat afwijkt van de normale situatie en het biologische zuiveringsproces kan verstoren. Dat willen we voorkomen en daarom hebben we onze werkwijze en werkinstructies voor onze medewerkers verbeterd. Daarvoor hebben we samengewerkt met onder andere gemeenten, de andere Brabantse waterschappen, brandweer en veiligheidsregio’s”.

Samengevat komen de belangrijkste verbeteringen neer op:

* Het aanpassen van protocollen & planvorming m.b.t. de omgang met afwijkende lozingen waaronder bluswater. Bluswater wordt niet zonder meer geaccepteerd op de rioolwaterzuiveringsinstallatie
* Het uitbreiden van operationele kennis m.b.t. de omgang met afwijkende lozingen en gevaarlijke stoffen
* Het optimaliseren van de calamiteitenorganisatie: uitbreiding met deskundigen en aangepast trainingsprogramma

De rioolwaterzuiveringsinstallaties van waterschappen zijn niet ontworpen op het verwerken van bijvoorbeeld sterk verontreinigd bluswater. Evenmin zijn ze ingericht om grote hoeveelheden water langdurig te isoleren en op te slaan. “Toch moeten we als waterschap wél rekening houden met calamiteiten. We willen zo goed mogelijk voorbereid zijn en werken aan verbetering waar en wanneer dat kan”, aldus Peter van Dijk.

Een belangrijke aanleiding van het waterschap om de werkwijze aan te scherpen, was de brand bij Addapt Chemicals in 2015. Het waterschap kreeg toen op de rioolwaterzuiveringsinstallatie te Aarle-Rixtel te maken met een grote hoeveelheid bluswater waarvan de exacte samenstelling niet bekend was. Een deel van dit bluswater is gezuiverd en een ander deel is samen met proceswater gebufferd in installatieonderdelen op de zuivering. Onbedoeld is een deel van dit gebufferde water met daarin nog een klein deel verwerkt bluswater, in de Aa terechtgekomen.

Of het waterschap hierbij adequaat heeft gehandeld, is onderwerp van het onderzoek dat het Openbaar Ministerie uitvoert. Peter van Dijk: “Als waterschap zijn we verantwoordelijk voor de kwaliteit van het oppervlaktewater en we betreuren deze gebeurtenis. Om die reden is deze calamiteit zorgvuldig geëvalueerd en daarbij zijn verbeterpunten naar voren gekomen. Deze calamiteit heeft ons geleerd om in ieder geval niet zonder meer bluswater op de rioolwaterzuivering te accepteren. Zeker niet voordat we exact weten wat de samenstelling is. Daarnaast hebben we de samenwerking op het gebied van calamiteitenbestrijding met gemeenten geïntensiveerd. Met het oog op bluswater en welke stoffen daarin kunnen voorkomen: als overheden en bedrijven hebben we nog een slag te slaan, als het gaat om het registreren van opgeslagen stoffen en het actueel houden van die data.”